Melanoom – Kwaadaardige moedervlekken

Wat is het en wat zijn de meest voorkomende vormen.
Bron: kanker.nl

Moedervlekken




Het melanoom of de kwaadaardige moedervlek is van de meest voorkomende vormen van huidkanker de meest agressieve. Bijna 5500 mensen per jaar krijgen een melanoom, waarvan ongeveer 20% uitzaait. Hierbij neemt de kans op overleving sterk af en ruim 800 mensen per jaar overlijden aan de gevolgen van een melanoom. Dit betekent dat het melanoom de belangrijkste oorzaak is van overlijden door een huidaandoening. Vroege herkenning kan bij het melanoom levensreddend zijn!

Een melanoom kan overal op de huid zitten, ook op delen van het lichaam die nooit in de zon komen zoals voetzolen, handpalmen en slijmvliezen. Bij vrouwen komen melanomen vaker voor op de benen. Bij mannen vooral op de romp.

Een melanoom zit niet altijd op de huid, maar kan ook in het oog voorkomen.


Moedervlekken




Het melanoom of de kwaadaardige moedervlek is van de meest voorkomende vormen van huidkanker de meest agressieve. Bijna 5500 mensen per jaar krijgen een melanoom, waarvan ongeveer 20% uitzaait. Hierbij neemt de kans op overleving sterk af en ruim 800 mensen per jaar overlijden aan de gevolgen van een melanoom. Dit betekent dat het melanoom de belangrijkste oorzaak is van overlijden door een huidaandoening. Vroege herkenning kan bij het melanoom levensreddend zijn!

Een melanoom kan overal op de huid zitten, ook op delen van het lichaam die nooit in de zon komen zoals voetzolen, handpalmen en slijmvliezen. Bij vrouwen komen melanomen vaker voor op de benen. Bij mannen vooral op de romp.

Een melanoom zit niet altijd op de huid, maar kan ook in het oog voorkomen.


Incidentie en prevalentie



Melanoom ontstaat in de pigmentcellen van de huid en kwam in 2014 bij ongeveer 2500 mannen en 3000 vrouwen voor. Het aantal nieuwe gevallen van melanoom is in de periode van 1989 tot 2014 verdrievoudigd.  Om deze stijging verder te voorkomen is het verstandig omgaan met de zon en het beschermen van uw huid erg belangrijk. Vooral als u een lichte huid heeft. Ook is het belangrijk, dat u zelf regelmatig uw huid controleert.

Risicofactoren

Er zijn verschillende risicofactoren bekend die de kans op melanoom vergroten, zoals zonverbranding op jonge leeftijd en een lichte huid. Maar er kunnen ook erfelijke factoren een rol spelen.


Diagnose stellen



De dermatoloog kan met behulp van de dermatoscoop (die een tienmaal vergroot beeld geeft) een beter onderscheid maken tussen goedaardige en kwaadaardige moedervlekken. Niet alleen de verdachte moedervlek moet worden onderzocht. Het is belangrijk dat de dermatoloog de gehele huid controleert op eventuele afwijkingen.

Als de dermatoloog vermoedt dat er sprake kan zijn van een melanoom, wordt het huidweefsel verwijderd. Dit kan door de dermatoloog, de oncologisch chirurg of de plastisch chirurg gedaan worden.

Het verwijderde huidweefsel wordt door een patholoog onderzocht. Deze kan de primaire diagnose vaststellen.

Uw behandelend arts zal de diagnose met u bespreken en vertellen welk type melanoom bij u is aangetroffen, hoe dik (Breslow-dikte) de tumor was en of er sprake is van zweervorming (ulceratie). Deze informatie leidt tot een voorlopig stadium van het melanoom : Ia, Ib, IIa, IIb of IIc (zie stadiëring).

Als door de patholoog is bevestigd dat het om een melanoom gaat, zal een tweede operatie, de zogenaamde re-excisie, plaatsvinden. Hierbij wordt extra weefsel rondom het litteken verwijderd. Deze re-excisie wordt uitgevoerd omdat bewezen is dat dit de kans op terugkeer van melanoom, in het littekengebied, significant verkleint.

Om een nauwkeuriger beeld van uw situatie te krijgen, kan de eerste lymfeklier (de zogenaamde ‘poortwachtersklier’, ‘schildwachtklier’ of ‘sentinel node’) onderzocht worden op uitzaaiingen. Deze ingreep wordt gecombineerd met de re-excisie en wordt ten zeerste aangeraden vanaf stadium Ib (zie stadiëring en behandeling).  Indien er sprake is van uitzaaiingen in deze lymfeklier, komt u in een hoger stadium van de ziekte terecht (stadium III, zie stadiëring). Dit hogere stadium leidt tot een strenger controleprotocol waarbij u vaker en voor langere tijd controles krijgt.

Pas zodra er aanwijzingen zijn voor nieuwe of meer uitgebreide uitzaaiingen in het lichaam zal over worden gegaan op het opnieuw stellen van een diagnose.  Daarbij kunnen beeldvormende technieken ingezet worden: echoscopie, CT-scan, MRI-scan of PET/CT-scan.


Groeiwijze en vooruitzichten



Melanoom in situ

Een melanoom in situ (op de plaats) is een voorstadium van het melanoom. Er zijn pigmentcellen veranderd in kankercellen (melanoomcellen). Deze cellen zitten nog op de huid en zijn niet in de huid gegroeid of verspreid.

Bij een melanoom in situ is geen verder onderzoek nodig.

Een melanoom is een agressieve vorm van huidkanker. Het kan overal ontstaan en kan zich soms snel verspreiden naar andere delen van het lichaam.

Meestal ontstaat een melanoom in een ‘gave’ huid. Een melanoom kan zich ook ontwikkelen uit een bestaande moedervlek.

Een melanoom ontstaat in de pigmentcellen van de huid. Een ander woord voor pigmentcellen is melanocyten.

De vooruitzichten bij een melanoom zijn sterk afhankelijk van het stadium van de ziekte.

Het stadium wordt onder andere bepaald door de dikte van de tumor, of er zweervorming (ulceratie) in de tumor is en of er uitzaaiingen zijn op andere plekken in het lichaam.

Wordt het melanoom tijdig ontdekt, dan is de prognose in de meeste gevallen heel goed. Het overgrote deel van de patiënten zonder uitzaaiingen krijgt nooit meer een nieuw melanoom of uitzaaiingen nadat de tumor is verwijderd.

Zijn er uitzaaiingen vastgesteld, dan is de prognose doorgaans minder goed (zie ook hieronder bij overlevingskans).


Overlevingskans

De overleving hangt sterk samen met het stadium bij diagnose. De vijfjaarsoverleving van patiënten met een stadium I tumor is bijna 100%, maar de prognose van patiënten met een stadium IIIc of stadium IV tumor is 20-40%. Door een verhoogde bewustwording wordt een steeds groter deel van de tumoren in een vroeg stadium gevonden. Op dit moment heeft ongeveer 70% van de patiënten bij diagnose stadium I.

Soorten melanomen



  • Oppervlakkig spreidend
  • Nodulair
  • Lentigo maligna
  • Acrolentigineus
  • Oog
  • Mucosaal

De meeste melanomen zijn oppervlakkig spreidende melanomen (superficieel spreidende melanomen). Ze groeien meestal niet diep in de huid. Deze melanomen kunnen best groot worden.

Sommige van deze melanomen zijn niet bruin, maar wit-roze van kleur. Deze melanomen noemt men ‘amelanotisch melanoom’. Ze zien er bedrieglijk goedaardig uit.

Bij dit type melanoom is vaak een donkerblauw tot zwart ‘bobbeltje’ te zien. Het nodulaire melanoom kan ook bijna huidkleurig of roze zijn (een ‘amelanotisch melanoom’).

Een nodulair melanoom groeit heel snel, in de loop van weken. Vaak ontstaat er een zweertje (ulceratie). Daardoor gaat het melanoom makkelijker bloeden.

Omdat het melanoom snel dikker wordt, heeft het een slechtere prognose.

Van alle melanomen behoort 15-30% tot dit type.

Een lentigo maligna melanoom ontstaat uit een lentigo maligna. Een lentigo maligna heeft meestal een grillige vorm en is onregelmatig bruin tot grijs/zwart van kleur. Het ontstaat vooral bij oudere mensen op de huid die veel in de zon is geweest.

Als de kwaadaardige cellen ook in de lederhuid (dermis) liggen, heet het een lentigo maligna melanoom.

Dit type melanoom is zeldzaam. Acrolentigineuze melanomen komen voor aan de uiteinden (acra) van het lichaam. Vooral op de handpalm, voetzool en onder de nagels. Het is een plekje dat op volwassen leeftijd ineens ontstaat en geleidelijk verandert.

Een melanoom in het oog heet een oogmelanoom of uveamelanoom. Het zit in het binnenste deel van het oog.

Melanom van de slijmvliezen,  in het mond-, neus-, of keelslijmvlies, de binnenkant van de oogleden, endeldarm en de vagina komt zelden voor. Ze worden meestal pas ontdekt als ze al in een gevorderd stadium zijn.


Meer weten ?



We hebben voor u de volgende informatie samengesteld.


  • Onderzoeken
  • Behandeling bij een melanoom
  • Stadium indeling bij melanoom
  • Schildwachtklierprocedure bij melanoom
  • Nazorg en na-controle
  • Uitzaaiingen
  • Erfelijke aanleg
  • Voorkomen
Onderzoeken

De huisarts bekijkt het plekje waar u zich zorgen over maakt. Wanneer hij vermoedt dat het een melanoom is, verwijst hij u door naar een dermatoloog.

Denkt de dermatoloog dat het mogelijk een melanoom is, dan haalt hij het afwijkende plekje helemaal weg met nog 2 millimeter extra eromheen.

Een patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. Met de uitslag van het weefselonderzoek stelt uw arts de definitieve diagnose.  Hij kan u vertellen welk type melanoom u heeft, hoe dik het is en hoe groot de kans op uitzaaiingen is.

Als door het onderzoek door de patholoog de verdenking op een melanoom bevestigd wordt, dan volgt na de diagnose nog een tweede operatie om de kans op terugkeer van het melanoom te verkleinen. Bij deze tweede operatie wordt het litteken met een ruime marge opnieuw verwijderd. Hoe ruim de marge moet zijn, hangt af van de stadiumindeling n.a.v. het microscopische onderzoek van het weefsel van de eerste operatie.

Behandeling bij een melanoom

De behandeling van melanoom begint bijna altijd met een operatie.

Eerst wordt het melanoom krap verwijderd (diagnostische excisie). In een tweede operatie (re-excisie) wordt het litteken en een randje gezonde huid daaromheen verwijderd. Of u daarna nog onder controle moet blijven, hangt af van de dikte van het melanoom.

Excisie (wegsnijden)

Een excisie (operatief wegsnijden van het plekje) is de gebruikelijke behandeling bij een melanoom.

Hierbij wordt het plekje onder plaatselijke verdoving met een randje gezonde huid eromheen mee verwijderd. Na de ingreep wordt de huid gehecht en het verwijderde stuk huid opgestuurd naar de patholoog. Die onderzoekt onder de microscoop of er nog kankercellen in de snijrand zitten. Vindt hij nog kankercellen, dan is meestal een tweede operatie nodig. Hierbij snijdt de arts rond het litteken nog een extra randje weg.

Afhankelijk van de grootte van de huidkanker en de plaats, kan het zijn dat de wond te groot is of dat er te weinig rek in de huid zit om deze direct te sluiten. Dan krijgt de arts de wondranden niet bij elkaar. Meestal schuift hij dan omliggende huid over de wond (plastiek). Soms haalt hij ergens anders een stukje huid weg en hecht dat stukje huid op de wond (transplantatie). Dit is een iets grotere ingreep en vindt daarom bij voorkeur pas plaats, als zeker is dat de tumor helemaal is verwijderd. In dit geval het na onderzoek van het weefsel door de patholoog. Dit onderzoek duurt enkele dagen tot weken.

Na de operatie onderzoekt de patholoog het weefsel onder de microscoop. Met de uitslag van het weefselonderzoek kan de arts de definitieve diagnose stellen.

Tweede operatie (Re-excisie)

Enkele weken na de eerste operatie volgt bijna altijd een tweede operatie. Hierbij wordt het litteken verwijderd en voor de zekerheid nog 1-2 cm huid eromheen (afhankelijk van de zogenoemde Breslow dikte). Hiermee wordt in een aantal gevallen voorkomen dat de ziekte op de oorspronkelijke plek terugkeert. De medische term voor deze ingreep is re-excisie.

De patholoog onderzoekt onder de microscoop of er in het weggehaalde weefsel nog kankercellen aanwezig zijn. Meestal is dat niet zo. Vindt de patholoog nog wel kankercellen, dan zijn die meestal van een satelliet metastase. Mogelijk volgt dan nog een nabehandeling.

Stadium indeling bij melanoom

Om een goede behandeling te kiezen, is de stadiumindeling belangrijk. Het stadium geeft de ernst en uitgebreidheid van de ziekte aan.

De arts stelt het stadium vast. Hij onderzoekt hiervoor:

  • de dikte van de tumor (Breslowdikte)
  • aanwezigheid van zweervorming (ulceratie) in de tumor
  • mogelijke uitzaaiingen in de lymfeklieren rondom de tumor zijn
  • mogelijke uitzaaiingen in organen ergens anders in het lichaam

Melanomen worden ingedeeld in 5 stadia:

Bij stadium 0 zit de tumor alleen in de buitenste laag van de huid (epidermis). Hij is niet doorgegroeid naar de binnenste laag van de huid (dermis). In de lymfeklieren zitten geen kankercellen. Dit stadium wordt ook melanoma in situ genoemd.

Stadium 1 is ingedeeld in stadium 1A en 1B. Dit is afhankelijk van de combinatie van dikte en zweervorming.

  • stadium 1A: de tumordikte is minder dan 0,8 mm zonder zweervorming en zonder celdelingen in de binnenste laag van de huid (dermis)
  • stadium 1B:
    – de tumordikte is minder dan 0,8 mm met zweervorming of met 1 of meerdere celdelingen in de binnenste laag van de huid (dermis)
    – de tumordikte is 0.8 tot 2 mm zonder zweervorming

In de lymfeklieren zitten geen kankercellen.

Stadium 2 is een melanoom met:
– een tumordikte van 1 tot 2 mm met zweervorming
– de tumordikte is > 2 mm

De lymfeklieren bevatten geen kankercellen (het melanoom is dus nog niet uigezaaid).

Stadium 2 wordt afhankelijk van de combinatie van dikte en zweervorming verder ingedeeld in stadium 2A, 2B en 2C.

Bij stadium 3 en 4 is de kanker uitgezaaid, afhankelijk van waar uitzaaiingen gevonden zijn, worden deze onderverdeeld.

Verder onderzoek is afhankelijk van de stadiumindeling.

Bij een beginnend, dun melanoom in stadium Ia is geen verder onderzoek nodig. Er is nauwelijks kans op uitzaaiingen.

Bij een melanoom stadium 1b of hoger krijgt u een gesprek om te kijken of een schildwachtklierprocedure wenselijk is. Bij dit onderzoek wordt de eerste lymfeklier onderzocht die bereikt zou worden door uitzaaiing van het melanoom.

Schildwachtklierprocedure bij melanoom

De schildwachtklierprocedure is een onderzoek om te bekijken of er kankercellen in de schildwachtklier zitten. Het onderzoek wordt ook wel sentinel node procedure genoemd.

De arts bespreekt met u de mogelijkheid van een schildwachtklierprocedure vanaf een melanoom stadium Ib, dus als:

  • de tumor dikker is dan 0.8 mm, of
  • de tumor dunner is dan 0.8 mm met veel zweervorming

Deze ingreep wordt door een oncologisch chirurg gedaan onder algehele narcose en daarom zouden wij u hiervoor moeten doorverwijzen.

Wat is de schildwachtklier?

De schildwachtklier is de lymfeklier die als eerste het lymfevocht uit de tumor opvangt. Als de tumor uitzaait, is dat als eerste naar de schildwachtklier. Een ander woord voor schildwachtklier is poortwachterklier of sentinel node.

De schildwachtklier is geen specifieke lymfeklier. Per tumor en plek van een tumor verschilt welke lymfeklier de schildwachtklier is. Dit kan ook tussen mensen anders zijn.

Waarom een onderzoek van de schildwachtklier?

Door de schildwachtklier(en) op te sporen, te verwijderen en te onderzoeken kunnen zeer kleine uitzaaiingen in een vroeg stadium ontdekt worden. Zulke uitzaaiingen heten micrometastasen.

Aan de hand van de uitslag van dit onderzoek kan de arts het stadium bepalen waarin de tumor zich bevindt, iets zeggen over de vooruitzichten (prognose) en de mogelijkheden voor eventuele behandeling bepalen.

Hoe gaat een schildwachtklierprocedure?

Eerst spuit de arts een kleine hoeveelheid radioactieve vloeistof in de tumor en in het gebied daar direct omheen. Deze vloeistof is niet gevaarlijk voor uzelf of voor anderen.

De radioactieve vloeistof stroomt naar de dichtstbijzijnde lymfeklier (de schildwachtklier).

Na ongeveer een kwartier kan de arts op een lymfescan (reeks foto’s van de lymfevaten) of CT-scan de schildwachtklier en de omliggende lymfeklieren zien.

De arts verwijdert de schildwachtklier via 1 of meer kleine sneetjes voor verder onderzoek. U wordt hiervoor verdoofd.

Wat gebeurt er na verwijdering van de schildwachtklier?

Een patholoog onderzoekt de verwijderde klier(en) onder de microscoop. Zitten er geen kankercellen in de schildwachtklier, dan gaat de arts ervan uit dat de andere lymfeklieren ook schoon zijn. Die hoeven dan niet geopereerd te worden.

Zitten er wel kankercellen in de schildwachtklier, dan bespreekt de arts met u dat het weghalen van de overige lymfeklieren niet zinvol is. Wel worden die lymfeklieren regelmatig gecontroleerd met een echografie.

De arts bespreekt met u de voor- en nadelen van de schildwachtklierprocedure.

Complicaties van de schildwachtklierprocedure

De procedure geeft een kleine kans op complicaties, zoals:

  • wondinfecties/problemen met de wondgenezing
  • nabloeding
  • ophoping van wondvocht in het geopereerde gebied (seroom)

Complicaties die zelden optreden zijn:

  • lymfoedeem
  • een allergische reactie op de gebruikte kleurstof
Nazorg en na-controle

U hoeft niet altijd terug te komen voor controle als u een melanoom heeft gehad. Dat hangt vooral af van de dikte van het melanoom.

Bij melanomen dunner dan 0.8 mm zijn extra controles niet nodig. De kans dat de ziekte niet meer terugkomt is groot. Er is geen bewijs dat regelmatige controles deze kans nog vergroten.

Wel is het verstandig zelf uw huid en lymfeklieren in de gaten te houden. De verpleegkundige van de polikliniek of uw behandelend arts legt u uit hoe u dit moet doen. Meer informatie over zelfonderzoek vindt u ook in de folder van Stichting Melanoom.

Bij melanomen vanaf stadium 1b zijn regelmatige controles nodig:

  • in het eerste jaar: 1 x per 3 maanden
  • in het tweede jaar: 1 x per 6 maanden
  • in het derde tot en met het vijfde jaar: 1 x per jaar controle

De controles zijn bedoeld om tijdig eventuele terugkeer van de ziekte op te sporen.

Onderzoek

Bij het controle-onderzoek:

  • kijkt uw arts of er nieuwe melanomen zijn ontstaan
  • voelt uw arts of u opgezette lymfeklieren heeft in de buurt van de plek waar het melanoom heeft gezeten. Wanneer dit het geval is, zijn er misschien uitzaaiingen
  • bekijkt uw arts het litteken en de huid tussen het litteken en de dichtstbijzijnde lymfeklieren. Mogelijk zitten er uitzaaiingen in de huid

Heeft u veel moedervlekken of atypische naevi? Dan controleert uw arts de totale huid. Hij kijkt naar eventuele nieuwe moedervlekken en naar veranderingen in bestaande moedervlekken.

Zelfcontrole van de huid.

Tussen de controles in houdt u zelf ook de huid goed in de gaten. Daarbij moet u letten op:

  • veranderingen in en rond het litteken
  • nieuwe plekjes op een tot dan toe gave huid
  • veranderingen in al bestaande plekjes
  • zwellingen van één of meer klieren in de hals, de oksel of liezen, afhankelijk van de plaats van het verwijderde melanoom

Als u iets opmerkt, hoeft u niet tot de volgende controleafspraak te wachten. Belt u meteen om een afspraak tussendoor te maken. Dat geldt ook voor eventuele andere klachten. Bij twijfel kunt u uw vragen ook altijd aan uw huisarts voorleggen.

Uitzaaiingen

Een melanoom kan uitzaaien. Dat betekent dat de kankercellen via het bloed of lymfevocht op andere plekken in het lichaam terechtkomen. Een ander woord voor uitzaaiingen is metastasen.

De kans op uitzaaiingen hangt onder andere af van de dikte van het melanoom en een aantal andere kenmerken van het melanoom, zoals zweervorming (ulceratie).

1. Lymfekliermetastasen

Meestal worden uitzaaiingen van melanoom als eerste ontdekt in de lymfeklieren die dichtbij de tumor liggen (de regionale lymfeklieren). Deze uitzaaiingen heten lymfekliermetastasen.

2. Satellietmetastasen

In de huid rondom het melanoom of het litteken van het oorspronkelijke melanoom kunnen ook kleine uitzaaiingen ontstaan (kleiner dan 2 cm). Deze uitzaaiingen heten satellietmetastasen.

3. In-transit metastasen

Ook kunnen uitzaaiingen voorkomen tussen waar het oorspronkelijk melanoom (groter dan 2 cm) ooit is geweest en nabijgelegen lymfeklieren. Deze heten in-transitmetastasen. Ze kunnen zowel in de huid als onder de huid voorkomen.

Uitzaaiingen naar andere organen

Een melanoom kan soms ook rechtstreeks via het bloed uitzaaien naar andere plaatsen in het lichaam, bijvoorbeeld naar:

  • een andere plaats op de huid
  • de hersenen
  • botten
  • overige organen

Krijgt u (later) ergens anders een tumor, bijvoorbeeld in de lever? Dan zijn dit bijna altijd kankercellen uit het eerdere melanoom. U heeft dan geen leverkanker, maar uitzaaiingen van het melanoom.

Erfelijke aanleg

Hebben meerdere familieleden een melanoom (gehad)? Dan kan dit een aanwijzing zijn voor een erfelijke aanleg.

De volgende kenmerken kunnen wijzen op een erfelijke aanleg in de familie:

  • Meerdere (ten minste 3) verwanten aan 1 kant van de familie hebben een melanoom of hebben een melanoom gehad
  • Iemand krijgt 3 keer of vaker een melanoom
  • Iemand krijgt een melanoom onder de 40 jaar en er is nóg een familielid met melanoom
  • In de familie komt naast 2 personen met melanoom ook alvleesklierkanker voor
  • Erfelijk melanoom
  • Ongeveer 10% van de mensen met melanoom heeft één of meer familieleden die een melanoom hebben of een melanoom hebben gehad

Van deze 10% blijkt bijna een derde na onderzoek een genafwijking te hebben waardoor zij een sterk verhoogd risico hebben op het krijgen van (meerdere) melanomen vanaf jonge leeftijd. Dit heet erfelijk melanoom.

Voorkomen

Voorzichtig met zon

Voor mensen met een erfelijke aanleg voor melanoom is het extra belangrijk voorzichtig te zijn met de zon.

Controle-onderzoek van de huid

Iemand met een genafwijking die de kans op het krijgen van melanoom vergroot, wordt de rest van zijn leven 1 tot 2 keer per jaar gecontroleerd bij de dermatoloog.

Eerstegraads en tweedegraads familieleden van iemand met een CDKN2A-mutatie krijgen het advies de huid 1 à 2 maal per jaar te laten onderzoeken door een dermatoloog (huidarts).

Iemand met melanoom zonder genafwijking wordt na afloop van de behandeling meerdere malen per jaar gecontroleerd. Eerstegraads familieleden van die persoon krijgen het advies de huid 1 à 2 maal per jaar te laten onderzoeken door een dermatoloog (huidarts).

Eerstegraads familieleden zijn ouders, broers, zussen en kinderen. Tweedegraads familieleden zijn grootouders, ooms en tantes, kinderen van broers en zussen en kleinkinderen.




Dr. Wikler klinieken


AGB code 03072616

Dr. Wikler klinieken is een zelfstandig behandelcentrum (ZBC) gespecialiseerd op het gebied van dermatologie (huidziekten). Bij ons staat u als patiënt centraal. Daarom vinden wij het belangrijk de beste zorg op een persoonlijke en prettige manier te bieden.




Zorgklinieken Nederland


zkn-keurmerk-wikler

Het ZKN Keurmerk is uitsluitend geldig voor de Dermatologie


Vestigingen


Amsterdam

Van Boshuizenstraat 567
Tel: 020 – 646 52 68

Purmerend

Wielingenstraat 81
Tel: 0299 – 200 005

Volendam

Pieterman 11
Tel: 0299 – 200 005



Dr. Wikler klinieken


Dr Wikler Klinieken is een zelfstandig behandelcentrum (ZBC) gespecialiseerd op het gebied van dermatologie (huidziekten). Bij ons staat u als patiënt centraal. Daarom vinden wij het belangrijk de beste zorg op een persoonlijke en prettige manier te bieden.




Zorgklinieken Nederland


zkn-keurmerk-wikler

Het ZKN keurmerk certificaat is uitsluitend geldig voor de Dermatologie


Vestigingen


Amsterdam

Van Boshuizenstraat 567
Tel: 020 – 646 52 68

Purmerend

Wielingenstraat 81
Tel: 0299 – 200 005

Volendam

Pieterman 11
Tel: 0299 – 200 005